Monthly Archives: January 2016

Oude arresten, nieuw jasje

Het is van belang dat nieuwe generaties juristen weet hebben van de markeringspunten in de ontwikkeling van het vermogensrecht. En aangezien die punten vaak in de rechtspraak te vinden zijn, schrijven we in de rechtenopleiding rechtspraak voor waarvan wij als docenten menen dat daarin die markering te zien is. Voor het vermogensrecht gaat het dan dus voornamelijk om arresten van de Hoge Raad.

Als het gaat om wat oudere rechtspraak, verwacht ik als docent niet dat bachelorstudenten die arresten van A tot Z kennen. Het taalgebruik is archaïsch, de opbouw van de arresten is voor de moderne lezer ingewikkeld en vaak is er ná het arrest zoveel gebeurd dat dát eigenlijk ook verteld moet worden om goed te begrijpen waarom het arrest een markeringspunt is. Er kan dus aanleiding zijn om oude arresten in een nieuw jasje te steken, bijvoorbeeld door ze opnieuw te annoteren. Dat heb ik de afgelopen tijd dan ook gedaan, ten behoeve van het bacheloronderwijs.

Zo heb ik onlangs de arresten Gegaste Uien (1969), Securicor (1979) en Citronas (1986) weer eens goed bestudeerd en vervolgens voor studenten in een nieuw jasje gestoken. En wat dan opeens opvalt – het was me eerder niet zo duidelijk als nu – dat met name de toonzetting van de eerste twee arresten, Gegaste Uien (1969) en Securicor (1979), heel losjes is. Er ademt een bijna ‘vrijgemaakte rechtsvinding’ uit die arresten. Dat maakt dat de dynamiek er van af spat (wie bedenkt er nu dat je als derde een actie uit onrechtmatige daad zomaar kwijt kunt raken omdat je ‘in redelijkheid’ een exoneratie tegen je moet laten gelden?), maar ook dat die arresten, zelfs nu nog, heel raadselachtig zijn: wat is de grondslag, de rechtvaardiging? het had anders gekund of gemoeten? Een overtuigende theorie die deze rechtspraak betekenisvol samenbindt, is er naar mijn smaak (nog) niet.

En als we dan naar Citronas (1986) kijken, dan zien we dat de Hoge Raad, ongetwijfeld in reactie op de vele literatuur die tussen 1969 en 1986 is verschenen over de inpassing van die raadselachtige rechtspraak, de gevormde regels herformuleert en laat stollen in een aantal subregels en gezichtspunten. Dat is rechterlijke rechtsvorming in het vermogensrecht ‘in actie’ – stapje voor stapje, met een luisterend oor voor het rechtsgeleerde discours in de literatuur, naar een verdere uitbouw van het bouwwerk(je). Voorlopig is Citronas het eindpunt van deze rechterlijke regelvorming gebleken.En daarmee kan men de drie arresten niet alleen als markeringspunten zien in de ontwikkeling van het leerstuk van derdenwerking, maar ook als een mooie illustratie van het ‘slow cooking’ proces van rechterlijke rechtsvorming.

Overigens schrijf ik persoonlijk ook rechtspraak voor die niet zozeer markering als wel illustratie oplevert van de werking van een leerstuk. En dat vertel ik studenten er dan ook bij. Zie bijv. HR 1989 Azivo / GGD of HR 1994 NBM / Securicor.  Zeker geen wereldschokkende arresten, maar wel rake illustraties van de interactie tussen de leerstukken contract en onrechtmatige daad.