Het nieuwe jaar begint met een verschuiving van autonomie naar paternalisme: de leeftijdgrens in de Drank- & Horecawet is sinds vannacht verschoven van 16 naar 18 jaar (Stb. 2013, 380, iwtr. Stb. 2013, 457).
Die verschuiving staat niet op zichzelf. Waar het gaat om minderjarigen lijken de opvattingen over autonomie, verantwoordelijkheid en bekwaamheid de laatste jaren nogal te veranderen. Het is alleen niet heel erg duidelijk in welke richting die verandering gaat. Sterker nog: ik kan er geen lijn in ontdekken.
Was handelingsbekwaamheid in het verre verleden voorbehouden aan personen van 23 en later 21 jaar, sinds 1987 is de leeftijdsgrens gesteld op 18 jaar. In bepaalde opzichten wordt die grens van 18 jaar te hoog gevonden en te statisch. Om die reden is sinds 1995 de regeling van handelingsbekwaamheid in art. 1:234 BW zozeer ‘geflexibiliseerd’ dat het niet snel zal voorkomen dat gangbare rechtshandelingen verricht door personen jonger dan 18 jaar vernietigbaar zijn wegens handelingsonbekwaamheid.
Bovendien is er de tendens op sommige gebieden om jongeren méér zelfstandigheid en verantwoordelijkheid te geven. Zo is er in afwijking van de algemene handelingsbekwaamheidsgrens van 18 jaar de regeling van de arbeidsovereenkomst (art. 7:612 BW). Personen vanaf 16 jaar zijn bekwaam om arbeidsovereenkomsten te sluiten. En hetzelfde geldt voor medische behandelingsovereenkomsten (art. 7:447 BW). Een ander voorbeeld is dat van autorijlessen, waar rijlessen vanaf 16 ½ jaar en rijbewijs halen op je 17e bespreekbaar is geworden.
Anderzijds is er een tendens op bepaalde gebieden om jongeren juist langer in bescherming te nemen en af te houden van zelfbepaling. Afgezien van de tendens om de leeftijdsgrenzen voor alcohol- en tabaksgebruik steeds verder op te trekken (is 18 jaar écht het eindstation van die ontwikkeling?) zijn er ook plannen om cosmetische ingrepen niet langer aan personen onder 18 jaar toe te staan (Kamerstukken II 2013/14, 31 765, nr. 79). En er is een tendens om ouders langer verantwoordelijkheid te laten dragen. Zo is er een initiatief-wetsvoorstel (30 519) dat beoogt de duur van de wettelijke aansprakelijkheid van ouders voor schade toegebracht door hun kinderen (art. 6:169 lid 2 BW) te verlengen tot 18 jaar.
Wie de lijn in dit alles nog kan ontdekken, mag het zeggen. Kennelijk is het concept van bekwaamheid constant in ontwikkeling en meer het resultaat van politieke afweging dan van iets anders. Dat leidt tot versnippering van het concept van autonomie, zodanig dat de vraag opkomt of in de toekomst nog wel plaats is voor één generieke regeling van handelingsbekwaamheid. Misschien moeten we onder ogen zien dat niet langer één concept van handelingsbekwaamheid geldt maar dat afhankelijk van het rechtsgebied, de transactie en de politieke geladenheid van het onderwerp, verschillende leeftijdsgrenzen gelden…
Verwijzingen:
- Over autonomie en paternalisme: W.H. van Boom, M.L. Tuil, W. Dijkshoorn (red.), Autonomie en paternalisme in het privaatrecht, Den Haag: BJU 2008; Anthony Ogus & Willem H. van Boom (eds.), Juxtaposing Autonomy and Paternalism in Private Law, Oxford: Hart Publishing 2011
- Over het initiatief-wetsvoorstel 30 519 inzake aansprakelijkheid van ouders: H. van der Wilt, Wie wordt het kind van de rekening?, in W.H. van Boom e.a. (red.), Autonomie en paternalisme in het privaatrecht, Den Haag: BJU 2008, p. 173 e.v. en M. Verheijden, Symbolische verruiming van de aansprakelijkheid van ouders, in W.H. van Boom & S.D. Lindenbergh (red.), Politiek Privaatrecht, Den Haag: BJU 2013, p. 131 e.v.
Nog een aanvulling (met dank aan collega Nuytinck die mij er op attendeerde): vanaf 1 juli 2014 geldt het nieuwe art. 1:28 lid 4 BW (Wet Transgenders). Personen van 16 jaar en ouder kunnen dan kort gezegd zelfstandig de burgerlijke stand verzoeken om het geslacht op hun geboorteakte te wijzigen.