Is een rechter te beledigen?

Voor ons Nederlanders blijft de manier waarop de Engelsen omgaan met de  verhouding tussen rechter en partijen verbazen. Die verhouding komt bijvoorbeeld tot uiting in het leerstuk van ‘contempt of court’. Dat leerstuk is in Engeland nog van dagelijkse betekenis.

Het is bijvoorbeeld van toepassing op het werk van juryleden. Er is recent veel te doen geweest over juryleden die strafrechtelijk veroordeeld werden omdat zij twitterden over beraadslagingen, in hun hotel tussen de beraadslagingen door het verleden van de verdachte googleden of zich op een andere manier hun verplichtingen als jurylid veronachtzaamden. Juryverplichtingen niet nakomen is dus belediging van de rechter.

Contempt of court is ook van toepassing op rechterlijke verboden en geboden (zogeheten ‘injunctions’) in civielrechtelijke zaken. Een rechterlijk vonnis om iets te doen of niet te doen, levert niet zozeer tekortschieten tegenover de civiele wederpartij op, maar vooral tegenover de rechter. Zo werd een rechterlijke ‘super injunction’ om niet de identiteit van een overspelige voetballer te onthullen, krampachtig overeind gehouden met de dreiging van ‘contempt of court’ van eenieder die niet de lippen stijf op elkaar hield. Maar het zal niet verbazen dat de kracht van dergelijke ‘injunctions’ waar iedereen zich aan moet houden (ongeacht of men zelf in de rechtszaak betrokken was) niet heel erg sterk is. In deze tijd van internet en social media is er maar één loslippige twitteraar nodig om het hele fundament onder zo’n uitspraak weg te trekken. In Engeland wordt mede daarom momenteel gewerkt aan herbezinning op ‘contempt of court’, onder leiding van de Law Commission.

Intussen zou bezinning in ons recht op de verhouding tussen rechter en partijen ook nuttig kunnen zijn. Het lijkt er op dat in de Engelse rechtscultuur de idee bestaat dat ontzag voor het rechterlijk ambt afgedwongen moet kunnen worden met sanctionering: het niet-naleven van een rechterlijk gebod is belediging van de rechter. Pragmatische Hollanders zetten op het niet-naleven van dat gebod vooral een prijskaartje: het geeft aanleiding om dwangsommen, te incasseren bij de onwillige door de andere partij. Het toezicht op naleving van rechterlijke uitspraken is dus zoveel mogelijk een zaak van partijen en niet van de rechter.

Ook overigens bestaan er in ons recht maar weinig middelen voor rechters – behalve een boze toonzetting in hun uitspraak – om hun onlustgevoelens mee uit te drukken.

Is dat erg? Vinden we het aanvaardbaar dat een civiele partij die in de procedure bewust onwaarheden vertelt of niet alle gevraagde stukken overlegt, slechts een standje krijgt, de procedure wellicht verliest en misschien tot proceskosten veroordeeld wordt (art. 21 Rv.)? Tillema vindt van niet. Zij bepleit zwaardere sanctionering (zie Rake Remedies (2011), p. 330 e.v.).

Wat te denken van ‘beroepsklagers’ die de tijd van de rechter verdoen met hun juridische ‘stalking’? Moeten die op een zwarte lijst geplaatst kunnen worden of anderszins in ‘quarantaine’ gezet kunnen worden? In uitzonderlijke gevallen misschien wel, aldus Bruijnzeel (zie Rake Remedies (2011), p. 281 e.v.) .

En wat kunnen rechters doen die menen dat partijen hun geschil onderling hadden moeten oplossen? Zoals de rechter die onlangs twee partijen en hun advocaten onder uit de zak gaf: ‘Partijen en in ieder geval hun advocaten moeten zich doodschamen om over dit soort trivialiteiten twee gerechtelijke procedures te voeren’.

Maar meer doen dan boos worden, proceskosten compenseren en eisen afwijzen, kan de rechter niet echt…

Leave a Comment!

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s